「NO」と言える日本
Shintarō Ishihara
160 pages,
ISBN: 4334051588
ISBN13:
Language: Japanese
Publish: 599644800000
Oppassen geblazen. Dit boek pretendeert een vertaling te zijn van een in Japan verschenen publikatie, maar er staat niet wat er stond.
Japan moet leren nee te zeggen tegen Amerika, schreven Sony-topman Akio Morita en de Japanse politicus Shintaro Ishihara een jaar geleden in Het Japan Dat Nee Kan Zeggen, en zij veroorzaakten een internationaal relletje. Hun boek werd een groot succes; er gingen meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank. Japanners mochten graag lezen hoe ze de tanende supermacht, die voortdurend rood staat, van repliek moesten dienen. Het streelde de nationale trots en het zelfvertrouwen.
Maar in Washington veroorzaakte de publikatie over de groeiende macht van Japan onrust. Een onofficiele vertaling van het Pentagon, dat een roofdruk liet maken, ging in de Amerikaanse hoofdstad van hand tot hand, alsof het een oorlogsverklaring betrof. ‘Als Japan Amerika niet langer computerchips levert, is het Pentagon volkomen hulpeloos. En als Japan zou besluiten voortaan computerchips aan de Sovjet-Unie te leveren, verandert het hele machtsevenwicht in de wereld,’ schreef Ishihara. Dat vonden veel Amerikanen, toch al bezorgd over het verlies aan concurrentiekracht, niet leuk om te lezen.
SPELLETJES
Morita trok in zijn essays vooral van leer tegen de kortzichtigheid van het Amerikaanse bedrijfsleven. De Sony-topman neemt geen blad voor de mond wanneer hem wordt gevraagd het Japanse wonder te verklaren en Amerika’s economische achteruitgang. Amerikaanse bedrijven denken uitsluitend aan de aandeelhouders in plaats van aan de onderneming.
Amerikaanse managers kijken niet verder dan tien minuten vooruit, de Japanners tien jaar. Amerikanen spelen financiele spelletjes op de beurs en vergeten produkten te maken, schreef hij.
De rabiate uitspraken van het tweetal vielen bij veel Amerikaanse Congresleden in slechte aarde. Ook in het Japanse parlement waren boze reacties te beluisteren, alsof deze provocerende publikatie de toch al broze relatie tussen de twee naties verder zou verslechteren.
Eigenlijk was het boek helemaal niet voor Amerikaanse ogen bedoeld. Daarom verzette het schrijversduo zich aanvankelijk hevig tegen een Engelse vertaling. Morita’s Sony had net een bod uitgebracht op de prestigieuze filmmaatschappij Columbia Pictures in Hollywood en de elektronica-gigant aasde op een positieve pers in Amerika. De overname werd door veel Amerikanen toch al bedreigend gevonden (‘Japan koopt Amerika op’).
Na alle boze reacties schroomde de Sony-topman niet het boetekleed aan te trekken. Morita, die in 1986 de bestseller Made in Japan schreef, wilde zijn goede naam niet te grabbel gooien. ‘Ik had nooit dat boek samen met Ishihara moeten publiceren,’ bekende hij publiekelijk, daarmee zijn mede-auteur voor schut zettend. Toen de Amerikaanse uitgever Simon & Schuster een royaal aanbod deed het boek te vertalen – gefluisterd wordt dat er 275.000 dollar voor de rechten zijn neergeteld – trok Morita haastig zijn hoofdstukken terug uit angst dat het zijn bedrijf schade zou berokkenen.
Toch blijft ook de officiele Amerikaanse vertaling The Japan That Can Say No, die net is verschenen, boeiende lectuur. Ishihara heeft de hiaten opgevuld. Zijn controversiele hoofdstukken staan er nog in en de aanvullingen bestaan grotendeels uit adviezen hoe Amerika in eigen land orde op zaken moet stellen. Hij heeft het zelfs aangedurfd, zo staat in het nawoord te lezen, in de tussentijd naar Amerika te reizen om de schade die de ‘van fouten wemelende’ roofdruk van het Pentagon had aangericht, ongedaan te maken. Alsof hij vergeving zocht.
‘Verre van dat,’ noteert Ishihara, een fervent nationalist. Hij is al jarenlang als politicus actief bij de regerende Liberale Democratische Partij, die Japan het predikaat een-partij-staat heeft bezorgd omdat de LDP sinds 1955 onafgebroken aan de macht is. De Amerikanen die hij tijdens zijn reis ontmoette, waren boos omdat Japan te weinig Amerikaanse produkten koopt, over Ishihara’s opmerkingen dat Amerikaans racisme de oorzaak is van de spanningen tussen de twee landen, en ze ergerden zich aan de nationalistische toonzetting van het boek. ‘Congresleden ontmoeten alleen Japanners die glimlachen, maar ik was de eerste die hun beschuldigingen weer-sprak en Japans eigen grieven op tafel legde,’ schrijft hij.
Nog steeds blijkt Ishihara boordevol grieven te zitten. Japan is een economische supermacht geworden die Amerika op het gebied van technologische kennis ver vooruit is. De VS moeten begrijpen dat het zwaartepunt in de wereld – technologie, industrie en economische macht – geleidelijk verschuift van West naar Oost. Had Henry Kissinger niet enkele jaren geleden gezegd dat er een – weliswaar kleine – kans bestaat dat Japan ook een militaire supermacht zou worden? Maar de Verenigde Staten accepteren Japans nieuwe positie niet, constateert Ishihara bitter.
Hij is niet op alle fronten een nee-zegger. Op economisch gebied moet Japan vaker ja zeggen tegen Amerika, vindt de auteur nu, en hij somt de belangrijkste punten op waarover Amerika en Japan met elkaar bekvechten: opening van de Japanse telecommunicatiemarkt voor Amerikaanse producenten, ontmanteling van het Japanse distributiesysteem van kleine winkeltjes (mom-and-pop-stores) zodat Amerikaanse produkten makkelijker verkocht kunnen worden, en de mogelijkheid voor Amerikaanse bedrijven mee te dingen naar uitvoering van publieke werken in Japan.
Japan moet nee zeggen tegen Amerika in defensiekwesties, stelt Ishihara. Hij ergert zich bijzonder aan de ondergeschikte houding van de Japanse regering ten aanzien van de Verenigde Staten in vrijwel alles wat de nationale veiligheid raakt. Zijn Amerika en Japan partners of meester en dienaar, vraagt de auteur zich af. De nationale veiligheid is bij uitstek het terrein waarop de Japanners hun dienstbare rol tegenover Amerika kunnen afleggen, vindt Ishihara.
NATIONALISME
Dat is een prikkelende stelling, ware het niet dat in dit hoofdstuk al snel de fervente nationalist het woord neemt die met halve waarheden het publiek voor zich probeert te winnen. Zo vindt Ishihara dat Japan zijn technologische macht eens moet gebruiken om Amerika onder druk te zetten. Amerikaanse raketten zijn ten slotte afhankelijk van Japanse microchips, beweert hij. Maar die afhankelijkheid is natuurlijk beperkt. Het gaat om standaardchips die de Verenigde Staten ook van andere – weliswaar niet Amerikaanse – fabrikanten kunnen kopen. De internationale zakenwereld heeft het nationalisme in deze wereld van toenemende globalisering allang vaarwel gezegd.
Een ander voorbeeld, dat Ishihara aanhaalt, is de mislukte poging van Japan om voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog een eigen gevechtsvliegtuig te ontwikkelen, de FSX. De schrijver doet het voorkomen alsof Japans voornemen het Pentagon ‘in rep en roer’ bracht, en voormalig premier Nakasone ‘de technologie uit handen gaf in ruil voor Reagans vriendschap’. In feite waren de Amerikanen verbaasd dat Japan niet gewoon een Amerikaans gevechtsvliegtuig wilde kopen, wat mede tot vermindering van het Amerika’s handelstekort zou leiden.
Bovendien worden Amerika en Japan volgens het in 1960 vernieuwde veiligheidsverdrag geacht met elkaar samen te werken op defensiegebied.
Volgens Ishihara had Japan in de FSX-kwestie het been stijf moeten houden en nooit aan het voorstel van Washington moeten toegeven om samen een gevechtsvliegtuig voor Japan te produceren. De politicus vindt dat zijn land allang niet meer in de positie verkeert dat het door Amerika aan het handje moet worden genomen, ook niet op defensiegebied. Het veiligheidsverdrag kan wat hem betreft worden opgezegd. Uiteindelijk vertrouwen de Amerikanen Japan nog steeds niet, zegt Ishihara, en hij valt terug op een cliche. ‘We moeten nooit vergeten dat Kaukasiers bevooroordeeld zijn tegenover Oosterlingen.’
DEMAGOGIE
Het boek van Ishihara wemelt van gratuite uitspraken. Sommige bevatten een kern van waarheid, maar de suggestieve opeenvolging van onjuistheden en pure demagogie maken dit boek tot een hooguit provocerend pamflet. Toch is de verschijning ervan curieus. Ishihara’s mening – hoe ongenuanceerd ook – staat niet op zichzelf. Hij past in de rij van conservatieve politici en intellectuelen zoals oud-premier Nakasone, die diepe onvrede hebben met de naoorlogse orde in Japan.
Hun kritiek spitst zich toe op de afhankelijkheidsrelatie tussen Amerika en Japan, waarbij Tokio op het gebied van defensie en buitenlandse politiek een slaafs volgeling van Washington dient te zijn.
‘Ishihara hoort tot de Japanse conservatieven die gefrustreerd zijn over de ongelukkige erfenis van de Amerikaanse bezetting,’
constateerde Japan-kenner Ian Buruma in The New York Review of Books van 25 april. Zij storen zich aan de vredesregeling, die op 28 april 1952 werd getekend, aan de puur symbolische positie van de keizer, het gebrek aan patriottisme in de opvoeding en het schuldgevoel over de verloren oorlog. Dat is wat Ishihara voornamelijk dwarszit: de dociele houding van Japanse politici ten aanzien van Amerika. Japanse leiders durven Washington geen weerwoord te bieden; ze gaan slaafs met alles akkoord. ‘Is Japan niet een marionet van Amerika?,’ schrijft hij.
Japanse intellectuelen en politici zoals Ishihara worden niet gedreven door nostalgie voor het militarisme uit het verleden. Ook zijn ze niet direct anti-Westers. Maar een ‘normaal’ Japan moet in hun ogen voor zichzelf kunnen zorgen, zonder schuldgevoel en zonder dat politici telkens naar Washington moeten afreizen zodra zich weer een crisis voordoet, stelt Buruma vast.
Deze conservatieven willen de door Amerika opgelegde constitutie veranderen. Maar gelukkig zijn zij een kleine minderheid. Het overgrote deel van de Japanse bevolking houdt krampachtig vast aan de ‘vredesgrondwet’. Herziening is in Japan ook na de Golfoorlog nog steeds taboe; in tegenstelling tot Duitsland, de andere verliezer van de Tweede Wereldoorlog.
De Duitsers zijn via publieke debatten al ruim veertig jaar bezig hun verleden te verwerken. En nog heeft menigeen last van die unbewaltigte Vergangenheit. In Japan mocht vier decennia lang niet openlijk over de Japanse ontsporingen in de jaren dertig en veertig worden gesproken.
Ook Japanners kenden een Stunde Null en heel even leek het liberalisme, na eeuwen van keizerlijke heerschappij, door te breken.
Maar de Amerikaanse kruistocht tegen het communisme in Azie leidde er in Japan toe dat het liberalisme doorsloeg naar een rigide marxisme en de linkse beweging vluchtte in pacifisme. ‘Moralisme in de politiek is gewoonlijk een teken van onmacht,’ vindt Buruma. ‘Maar wat kan een Japanner anders prediken, zo lang hij zich niet vertegenwoordigd voelt door een regering van een corrupte partij in zijn eigen land en Washington in het buitenland?’
Het laatste hoogtepunt in de aanhoudende fricties tussen Amerika en Japan gaat over de kosten van de Golfoorlog. Premier Kaifu weigerde – conform de grondwet – troepen naar de Golf te sturen. De Japanners kregen te horen geen goede bondgenoten te zijn, en ook nog minder te willen betalen dan was toegezegd omdat de yen in de tussentijd is verzwakt. Het dispuut gaat niet zozeer om geld, constateerde de Amerikaanse columnist Jim Hoagland deze week in de Washington Post.
Het gaat om een uiteenlopende visie op de organisatie van een nieuwe wereldorde nu de Koude Oorlog is afgelopen.
Ook Japan hoort bij die nieuwe wereldorde. Maar het zit gevangen in de greep van de grondwet. De hartekreet van Ishihara is een signaal van de Japanse frustratie. De Ishihara’s voelen zich gekoloniseerd. Ook de oppositie voelt de leiband van Washington maar durft het debat over de toekomst van Japan niet aan bij gebrek aan een democratisch fundament in de politiek. De onbeholpen manier waarop Ishihara inspeelt op primitieve sentimenten bevestigt hun gevoelens alleen maar.
foto: Een Japanse robot schenkt Amerikaanse drankjes; op de achtergrond een pagina uit het omstreden boek van Shintaro Ishihara en Sony-topman Akio Morita die vinden dat Japanners vaker ‘No!’ moeten zeggen tegen de tanende supermacht.